Brandbommen op Achterste Erm in de vroege avond van maandag 22 november 1943.
Om 19.05 uur werd door de luchtwacht te Sleen een hevige explosie waargenomen.
Vertellingen van Achterste Ermer over dit voorval die het bewust of onbewust hebben meegemaakt. Waaronder ik zelf, maar ik hoor bij de tweede groep.
Eén van hen is Evert Manting. Hij vertelt over de gebeurtenissen in hun huis. Zijn vader Roelf, moeder Grietien, Jan, de broer van Roelf en de 10 jarige Evert zaten met elkaar in de kamer. Hendrik, de broer van Roelf en Jan die hier ook woonde was op visite bij zijn familie Manting-Eising dicht in de buurt. Evert was nog niet naar bed toen er een enorm lawaai kwam vanuit de lucht. Hij bedenkt zich niet en schoot meteen onder de tafel, want op school had hij geleerd dat als eronraad was je meteen onder de bank moest gaan liggen. Dit was dan geen bank maar hun tafel in de kamer moet het zelfde effect hebben dacht hij intuïtief. Door het lawaai, ook op de deel renden ze allemaal naar de deur richting de deel en zagen dat daar brand was. Het was één vuurzee. Via deze deur konden ze er niet komen en moesten via de andere kamer naar buiten en zo naar de zijdeur van de deel, de deel op. De buurman Roelof Boezen die het gezicht op het huis van de familie Manting had, had al gezien dat daar brand ontstond en nam gelijk zijn brandblusser mee. Tegelijkertijd ging hij met de Mantings de deel op en het bleek dat er twee bommen lagen te branden. Eén voor de koeien en één midden op de deel. De Mantings hadden zelf ook een brandblusser op de deel hangen en dat was hun geluk. Twee brandhaarden en twee brandblussers waardoor de branden konden worden bedwongen. De schade was niet groot. Toen ze van de schrik waren bekomen en even uitrustend tegen het beschot aan leunden kwam daar achter vandaan een enorme knal.
Snel er op toelopend zagen ze dat er ook nog een bom in hun illegale roggekist was neergekomen.
Het was een zachte landing maar was even later toch nog ontploft. En overal lag de rogge en moest als verloren worden beschouwd. Dat was nog het ergste van alles. Deze bom heeft geen brand veroorzaakt. Deze kist met rogge was er voor als er mensen langs kwamen die niets te eten hadden. Ook voor onderduikers en eten halers. Elk kreeg wat mee. Na deze gebeurtenis was het uitdelen voorlopig voorbij. Hendrik die bij familie zat hoorde natuurlijk ook het ontstane lawaai en ook die vluchten met elkaar naar buiten en Hendrik hoorde Grieten in paniek zo hard schreeuwen van „Hendrik kom gauw an”.
Grietien schreeuwde zo hard dat Hendrik het bij zijn familie kon horen en hij bedenkt zich niet en rent richting zijn huis,want het was net zo licht als overdag vanwege de brandbommen, rent rechtstreeks achter het huis van Albert Eggens langs en kwam in alle haast midden in de kötbult terecht, die even van te voren overdag was opgehoogd. Albert en Harmien hadden net “de beer slacht”. Hendrik valt er voorover in met beide armen tot aan de kin. Hij zag er niet uit en stonk een uur tegen de wind in. Gelukkig was de ramp goed afgelopen. Hendrik nam een emmer water, gooide die over zich heen en de rest kwam later wel. Dicht bij het achterdeurtje van Eggens C110 nu 17, lagen ook bommen te branden tot bijna achter in de hof. Hendrik moet beslist hier aan langs gekomen zijn.
Grietien en de buurjongen Gezienus Boezen, tevens onderduiker bij Manting waren al aan het slepen met huisraad naar buiten maar was niet nodig om daar mee verder te gaan. De brand was al bedwongen. Dat dit huis er zo goed is afgekomen is eigenlijk een groot wonder. Op drie plekken tegelijkertijd een inslag waarvan twee brandhaarden.
Rieka Wiegers, vertelde dat ze die avond met z’n allen om de tafel zaten. Ze hoorden een vliegtuig laag vliegend aankomen en gelijk heel veel lawaai.
De keukendeur kwam open en zagen door de ramen op de deel dat er vuur buiten was. Eerst dachten ze dat er een vliegtuig bij hun in de hof was neergekomen.
Toen ze buiten kwamen zagen ze dat het bommen waren. Alles was verlicht door het vuur. Aan de pakken stro achter het huis lagen minstens drie bommen te branden die ze met zand er over te gooien uitkregen. Liena, de zus van Rieka was bij Schultz een eindje verder op. Zij meende dat hun huis in brand stond en ging tussen de zo juist gevallen fakkelende bommen door. Halverwege ontplofte nog één rakelings langshaar been.
Niezing Jan vertelde dat hun hof vol met bommen lag. Zoveel dat zijn vader zei haal direct een ladder uit de schuur en leg die op het huis om eventuele vonken te doven die op het rieten dak zouden kunnen komen. Op zich had hun huis geen last maar de wind stond er precies op. Veel later toen ze de hof gingen ploegen kwamen de bommen nog te voorschijn.
Twee boerderijen zijn totaal verbrand. Bij Rieks Renting is het vee er uit gekomen. Bij Hendrik Lunsing niets. Toen Evert Manting de volgende dag daar langs liep naar school zag hij de koeien naast elkaar dood liggen.
Het ene huis met inboedel en al het vee er in wat verloren is gegaan was op het adres C90, nu Achterste Erm 8. Hierin woonde de eigenaresse Hendrikje Renting Oldenbeuving en haar zoon Arend in een deel van het huis. Arend kreeg nog rakelings een bom aan zich langs. Op het andere gedeelte woonde de familie Lunsing. Boerderij gedeelte. Bestaande uit het echtpaar Hendrik en Hendrikje en hun zoontje Rieks van bijna 4 jaar. Rieks was nog klein maar kan het zich nog goed herinneren als de dag van gisteren dat ze in een mum van tijd alles kwijt waren van foto’s tot andere persoonlijke dingen aan toe. Rieks wou die avond niet naar bed omdat er zo veel vliegtuigen in de lucht zaten. Het was één geronk in de lucht en had een onveilig gevoel. Dit gevoel heeft hem het leven gered.
Op de bewuste avond zaten ze met z’n drieën in de kamer toen er vanuit de lucht lawaai kwam en tegelijkertijd vuur het huis in kwam. De eerste bom kwam precies in de bedstee waar Rieks altijd sliep. Het was meteen een vuurzee. Ze wilden van achteren het huis verlaten maar daar brandde alles al. Zij vluchten de deel over, moeder met Rieks op de arm naar buiten. Tussen en over de bommen door die daar lagen te branden om zo het brandende huis te kunnen verlaten wat gelukte. Hendrik Lunsing wou het paard er nog uithalen maar liet zich niet pakken door recht op te gaan staan. Het paard is net als al het vee omgekomen. Er verbranden o.a. 5 melkkoeien, 1 pink, 1 zeug+3 lopers en al het graan.
Waarschijnlijk is er achter hun huis ook nog een grotere bom gevallen. Even verder nog een grote bom richting het veld nabij de familie Zwols. Dit voorval staat verder op beschreven.
Die nacht heeft de familie Lunsing bij Rudolf Renting geslapen. Dit was dicht bij hun in de buurt. Daarna zijn ze bij Harm Kamping in de kamer komen wonen in het Voorste Erm. Toen in de zomer van 1944 de beide noodwoningen klaar waren,(ook die voor Rieks Renting), zijn ze daar heen gegaan.
En de boerderij weer opgepakt. Er was geen steun en moesten van voor af aan beginnen. Begin ’45 zijn ze verhuisd naar het Geserveld. Daar kregen ze weer met oorlogsgeweld te maken. Van uit Zwinderen schoten ze door de bos precies op hun huis aan. Later zagen ze nog dat er een gat in de regenton zat. Door de onveilige situatie zijn ze naar Oosterhesselen gegaan bij Rieks Snijders en hebben daar de bevrijding afgewacht. Toen zijn ze teruggekeerd naar het Geserveld. Eindelijk bevrijding.
Het andere huis waar het vee uit is gekomen was op het adres 90a, nu 10. Hierin woonde het echtpaar Rieks Renting en Hilligien met hun kinderen Hennie en Jan. Rieks had net zijn werk gedaan en zette zich bij de kachel neer. Met dat hij ging zitten hoorde hij het lawaai van een laag aankomend vliegtuig.
Als reactie dook hij in elkaar en meteen was er brand. Jan is met moeite gered door zijn moeder. Hij lag in bed. Het huis is totaal vernield.
Een gedeelte van het gereedschap en meubileer kon worden gered. Tussen de beide huizen brandde het vreselijk. Boven het woongedeelte lag een laag pakstro. Dit zou er mee te maken kunnen hebben dat daardoor nog iets is gered. Een groot gedeelte van graan en koren ging verloren. De beide broers hadden de boerderij samen. Henderkien- en Arend Renting woonden tijdelijk in bij Mans Zwaving te Diphoorn.
Diezelfde nacht nog zijn ze er heen gegaan. Rieks met zijn gezin ging die nacht naar Noord-Sleen bij zijn schoonouders.
Het heeft toch nog zolang geduurd dat Hennie daar naar school moest. Later zijn ze ook naar Diphoorn gegaan bij Zwaving. Toen moest Hennie naar de school in Sleen. Bij Niezing aan de overkant werd de schuur in de hof omgebouwd tot stal, zodat Rieks en Arend daar verder konden gaan met hun vee. De beide kerels gingen overdag naar ’t Achterste Erm de boerderij verzorgen. De net die maand aangetreden n.s.b. burgemeester, Piet ten Hoor, kwam kijken en zei dat het wel weer goed zou komen. Ook in de zomer van 1944 toen de noodwoning met stallen gereed waren gingen ze weer in Achterste Erm wonen. In 1947-1948 is deze woning afgebroken en er is een nieuwe boerderij op gekomen. Waar heden ten dage nog net als toen, geboerd wordt. De noodwoning op nr. 8 staat er nog. Er is maar weinig aan veranderd en zodoende heeft Achterste Erm nog een “oorlogsmonument “. Beide percelen zijn heden eigendom van de familie Renting. Het is een wonder dat er zich niet de minste persoonlijke ongelukken hebben voorgedaan.
De brandweer moest er heen. Antienus Stock vertelde dat ze zigzaggende tussen de bommen doorgingen. Er waren bommen bij die rechtop in de straat stonden.
De brandweer uit Emmen verleende assistentie. Om 1 uur ’s nachts waren ze het vuur meester volgens het rapport van de luchtbescherming opgesteld door bovengenoemde burgemeester d.d. 27 november 1943
Roelfien Hidding uit het Horstingereind vertelde dat ze met elkaar in de kamer zaten. Het melken was gedaan. Op een gegeven moment kwamen er enorme klappen en meteen was het licht uit. Alles was donker. Ze gingen naar buiten en hethele Achterste Erm was verlicht door het vuur. Bij hun voor het huis op het brinkje lagen de bommen te fakkelen. Toen ze verder gingen zagen ze de boerderijen branden. Van de boerderij van Rieks Renting stond nog iets overeind. Van het andere huis was niets meer over.
Het vliegtuig was de lading nog niet volledig kwijt. In het Westerveld bij Sleen lagen een 5-tal brandbomkisten. Bij de Tipmaten werd een groot gat gevonden van een geëxplodeerde brisantbom. In de stroomstukken bij Sleen zijn een 15 tal gaten gevonden van uitgebrandde phosphorrubberbrandbommen. Een bom, ten westen van de weg Erm – Holsloot, ongeveer 100 m ten zuiden het huis van Zwols is in het veld gevallen. Hier ontstond een enorm groot gat. Volgens het rapport een bom van ca. 550 kg welke een krater heeft geslagen van 7m middellijn en 2m diep. Deze explosie heeft een 30-tal woningen min of meer ernstig beschadigd aldus het rapport. Moeder en dochter Zwols zaten in de keuken en hoorden een vliegtuig laag aankomen. Er kwam een enorm lawaai en meteen kwam de hele schoorsteen met alles naar beneden de kamer binnen waar ze zaten. Gordijnen en alle spullen waren kapot. Glas gerinkel, ruiten aan diggels, muren gescheurd, deuren verzet. De komende nachten kregen ze onderdak bij de buren Roelf Renting. Zo spoedig mogelijk werd er wat opgeruimd dat ze weer bij hun eigen bezittingen konden wonen. Waarschijnlijk hadden Roelf Renting ook nog het een en ander kapot. Even als bij Arend Schultz. Daar waren door de luchtdruk ook nog diverse ruiten gesprongen.
Gelijk begonnen ze in Achterste Erm met ruimen van de bommen en brokstukken liggende op de straat en erven. Dit werd afgevoed en bij het gemeentehuis gebracht. Later wat er gevonden werd, werd gedumpt in de brandkoel bij Jan Wiegers in de hof. In de vijftiger jaren is de brandkoel dicht gegooid met zand uitgevoerd door de gemeente.
Gevolgen na deze fatale dag voor Achterste Ermers.
Regelmatig merkten de bewoners nog wat van de bommen. Die zaten nog onzichtbaar ergens in de grond bij huis of in een akker. Zelf jaren later nog.
Maar al vrij snel in het voorjaar van 1945 nam Berend Niezing,die achter de Velties an ’t werk was en daar een onontplofte bom vond. Hij neemt hem mee naar huis om de bom te laten exploderen. Jan- en dochter Roelfien Hidding, buurman Loeks Oost, Berend zelf en misschien nog wel meer mensen gingen achter in de hof van Jan Hidding, tegen de hof van Loeks Oost aan waar zich aardappelbulten bevonden. Hier zou de bom tot ontploffing worden gebracht. Ze gooiden er wat mee maar de bom ging niet af. Toen dat niet lukte ging Roelfien naar huis. Zij is net binnen en hoorde een knal. Direct ging ze terug en zag dat er iets was gebeurd. Jan Hidding zat met zijn pet in de hand en zag dat een stuk metaal in de rand van zijn pet zat. Jan Hidding had altijd een pet op waaraan de binnenkant een stuk leer zat voor stevigheid. Deze leren rand is zijn redding geweest. Anders was het stuk metaal zeer waarschijnlijk in zijn hoofd gekomen.
Met Loeks Oost ging het anders. Loeks had de bom door de klomp gekregen. Die was kapot. Maar er kwam bloed door de sok. Hij ging op een walletje zitten, deed voorzichtig de sok uit en het was allemaal bloed. Hij bekeek z’n voet , dan links en dan rechts, toen kwam de opmerking van hem heel rustig van:“ der mist er iene”. Door dit voorval moest er een dokter komen. Zodoende werd dit voorval bekend bij instanties. De burgemeester van de gemeente Sleen kwam er op af. Daarna de politieman Koopman. Het heeft geen consequenties gehad voor hun.
Maar bommen proberen onschadelijk te maken was wel over.
Bij Jan de Boer werd een pak stro uit de schuur gehaald. Deze werd op de grond gelegd en de draden werden doorgeknipt. Bij het loshalen van het stro viel er nog een onontplofte bom uit. Verder geen schade.
Zelf heb ik in de jaren ’50 ook een stuk bom gevonden. Wij moesten aardappels krabben op het Veltien, dat naast het Veltien van Manting lag, al krabbende vond ik een stuk metaal. Om de bijzondere vorm nam ik het mee naar huis. Na het ontdekken van mijn vondst door mijn vader heb ik het voorwerp nooit meer gezien.
Harm Eggens.